Zilvergrijs, donkergroene of grijsblauwe rug, 6-7 grijze horizontale strepen en een witte buik
Gemiddeld 25 cm, maximaal 90 cm
Noordoostelijke deel Atlantische Oceaan (incl. Noord- en Waddenzee)
EN: white mullet
DE: Meeräsche
Ze leven in scholen in de buurt van de kust bij brak en modderig water, van tropisch gebied (Senegal) tot gematigde wateren (IJsland). Harder lijkt op zeebaars, maar heeft grotere schubben en een kleine bek, aangepast op zijn bijna vegetarische dieet van zeewier, plankton, algen en kleine bodemdiertjes. In Europa is vooral de diklipharder (chelon labrosus) bekend. Deze naam heeft hij te danken aan zijn verdikte bovenlip. Zijn seizoen loopt van mei tot en met oktober.
Harder is qua structuur vergelijkbaar met zeebaars: stevig en vlezig. Hij heeft weinig graten, is romig van smaak en wordt ook weleens ‘witte zalm’ genoemd. Harder is iets vetter dan witvis (3,3%) en daarom zeer geschikt om te grillen, maar kan ook goed gebakken, gestoofd, gepocheerd of gefrituurd kan worden.
Deze stevige en matigvette vis (3,3%) is zeer geschikt om te stoven, bakken, grillen of pocheren.